Samuel Allen van John Deere spreekt zich niet snel overtuigend uit. Richard Tobin. Tobin wie? Precies, de topman van CNH Global, toch één van de grote drie. Nee, dan Martin Richenhagen. Van alle CEO’s in mechanisatieland springt de geboren Duitser – woonachtig in Atlanta – er met kop en schouders bovenuit.
Zijn droom om journalist te worden viel in duigen na een afwijzing. Een goede zet, want zijn geschat inkomen over 2014 bedraagt dik 8 miljoen dollar
Afgelopen week nog bracht hij de Italiaanse trekkerbouwer Antonio Carraro in verlegenheid door – op de Agritechnica – te roepen dat hij het merk graag toevoegd aan de stal van Agco. Het Italiaanse bedrijf was vervolgens verplicht een persbericht rond te sturen dat hier zeker geen sprake van is. Het is zeker niet de eerste keer dat Richenhagen een dergelijk grapje uithaalt. Zo riep hij ooit wel interesse in onder andere Claas te hebben, zijn oud-werkgever. De journalisten smullen van die uitspraken. Eerder dit jaar kondigde hij uit het niets de opraapwagen van Fendt aan, die ook wel een gouden medaille ging winnen in Hannover. Jammer Richard.
Richenhagen heeft een rijk verleden. De Keulenaar studeerde theologie, filosofie en Romaanse talen en literatuur aan de universiteit van Bonn. Zijn droom om journalist te worden viel in duigen na een afwijzing. Een goede zet, want zijn geschat inkomen over 2014 bedraagt dik 8 miljoen dollar. De CEO woont op een agrarisch bedrijf in Atlanta, maar heeft ook in Zwitserland en Duitsland landgoederen. Hij staat als één van twee Duitse CEO’s in de jaarlijkse Fortune 500.
Na zijn sporen bij Claas te hebben verdiend kwam Richenhagen in 2004 aan het roer van Agco te staan. Na moeilijke jaren trok hij het bedrijf, met prestigieuze merken als Fendt, Valtra en Massey Ferguson, uit het slop. Net als Trump is hij recht door zee en weet hij van aanpakken. In 2008 leverde dat grote kritiek op van Duitse vakbonden, toen hij de medewerkers van Fendt meer uren wilde laten draaien.
De vraag is hoe de Duitser nu kijkt op het financiële resultaat. Agco heeft de jaarcijfers nog niet bekend gemaakt, maar de afgelopen kwartalen spreken boekdelen. Net als onder andere Deere wordt ook Agco flink getroffen door een miserabele markt voor nieuwe machines in Europa en Noord-Amerika. De omzet in het derde kwartaal daalde met bijna 20 procent. Daarmee komt het nog steeds op 1,7 miljard dollar uit. Over de eerste negen maanden van 2015 heeft Agco bijna een kwart minder nieuwe machines verkocht.
Ook 2015 was een moeilijk jaar voor de machinesector. Maar de grote klappen moeten nog komen, zo lijkt het nu. Fabrikanten kijken met hoop naar 2016, waarin ze weer meer willen verkopen. De vooruitzichten zijn echter slecht. Meer kun je er niet van maken. Als er verbetering komt voor fabrikanten, moet dat vooral vanuit China komen of elders in Azië.
Opvallend is misschien het verschil in resultaten tussen de grootmachten en iets kleinere familiebedrijven. Claas wist ook in dit moeilijke jaar het hoofd goed boven water te houden, met een kleine omzetplus van nog geen procent. Of dat daadwerkelijk aan het familiebedrijf ligt kun je jezelf afvragen.
Nog even terug naar de agrarische Trump, als ik hem zo mag noemen. Agco heeft met hem een goed man aan het roer staan om het bedrijf door de huidige roerige tijden te loodsen. Daarbij moeten alle fabrikanten concessies doen aan hun idee van meer, meer, meer. Misschien dat er dan eens kritisch wordt gekeken naar het vol dumpen van erven met nieuwe machines bij boeren en dealers.
Bron: Boerenbusiness